
Het is een regenachtige dag in het vroege voorjaar van 1977. Ik ben een meisje met blonde haren, 4 jaar, vrolijk, onbevangen, nieuwsgierig, afvragend en ontdekkend.
Ik zie mijn vader staan, achter het fornuis, hij is aan het koken. Hij maakt macaroni met gehaktballetjes, mijn lievelingseten. Hij kookte niet zo vaak, hij was weinig thuis, maar wanneer hij het doet is het ook écht bijzonder.
Mijn moeder ligt op bed, voelt zich niet fit en heeft last van hoofpijn, dat gebeurt wel vaker.
Ik herinner me dat ik voorzichtig en stil moest zijn, vooral geen lawaai maken.
“Wat gebeurt er als je dood bent” vroeg ik mijn vader. Hij stopt met roeren in de pan en kijkt van mij weg. Een ogenblik van stilte. Precies op het moment dat hij iets tegen mijn wil zeggen hoor ik een deur open gaan. Mijn moeder stormt in haar roze nachthemd de trap af. “Zulke vragen stel je niet” krijst ze.
Ik zie nog het vuur in haar ogen, mijn mond werd meteen gesnoerd.
Ik begreep niet waarom mijn moeder zo reageerde, ik stelde toch alleen maar een vraag?
Dit is de eerste herinnering die ik heb over het stellen van vragen. Ik was nieuwsgierig, geïnteresseerd in het leven de wereld en alles wat daarbij hoort, ook de dood. Door het stellen van vragen probeerde ik antwoorden te krijgen, zodat ik het kon bevatten. Zodat ik kon leren en begrijpen, zo jong als ik was zat dit al diep in mij.
Terugkijkend op deze gebeurtenis in het nu stel ik mezelf opnieuw de vragen: ‘Hoe kan het dat mijn vader stil viel en mijn moeder zo boos reageerde? Waarom wist ze niet wat ze hiermee aan moest? Riep mijn vraag een angst bij haar op, of speelde er iets anders.
Na deze gebeurtenis besloot ik voorzichtiger te zijn met het stellen van vragen, af te tasten of ik de vragen kon stellen, of het een geschikt moment was. Ik begon me af te stemmen op de sfeer, de gevoelens van mijn ouders. Ik probeerde de sfeer goed te houden door mij aan te passen aan de verwachtingen van anderen. Verwachtingen die ik dacht te kennen, te zien en te voelen. Steeds verder raakte ik weg bij mezelf en mijn onbevangenheid werd ingeruild voor een gevoel van onveiligheid op het moment dat ik liet zien en vooral liet horen wat mij bezig hield.
Dit kleine, onbevangen, spontane, nieuwgierige meisje veranderde in een alert, gehoorzaam en serieus mens.
Ik bleef mezelf vragen stellen en ging op zoek naar antwoorden. Ik kon de antwoorden niet altijd vinden en doordat ik deze vragen ook niet meer zomaar aan andere mensen durfde te stellen, werd ik steeds onzichtbaarder. Rustig, stil en niet aanwezig.
Ik verstilde en raakte de woorden kwijt.
Uit verbinding, het was te moeilijk en niet veilig. Ik ging steeds meer voelen, pikte veel op in de sfeer om mij heen, in de verbinding tussen andere mensen, binnen mijn gezin. Door deze gevoelens toe te laten kon ik toch de verbinding maken.
Als ik voldeed aan de verwachtingen van mijn ouders en rustig, stil en gehoorzaam was, geen vragen stelde kreeg ik liefde en erkenning en was ik goed genoeg om te zijn.
Op deze leeftijd nam ik een tweede besluit. Vanwege mijn benauwdheid, astma, moest ik opgenomen worden in het ziekenhuis. Ruim en week lag ik geïsoleerd op een éénpersoonskamer. De zusters waren niet aardig in mijn beleving, ze waren oud en absoluut niet invoelend. Ik voelde mij alleen, onveilig, onbegrepen en niet gezien en gehoord. Ik besloot dat ik later als ik groot ben verpleegkundige zou worden om iedereen te laten zien: “Ik doe het anders.”
Het heeft mij veel gekost als kind: mijn onbevangenheid, zorgeloosheid en speelsheid. Aan de andere kant heeft het mij ook zoveel gebracht. Ik ben empathisch, sensitief, eerlijk, zuiver en altijd geïnteresseerd in de mens achter het gedrag wat hij laat zien. Zonder oordeel, helder kijken en voelen wat zich afspeelt in de diepere lagen, de onderstroom.
Beide gebeurtenissen zijn een rode draad in mijn leven, zo kan ik het nu zien. Twee verschillende gebeurtenissen met als overeenkomst dat het kind Mariëlle op basis van deze ervaringen een aantal besluiten nam en dit in mijn verdere leven van grote invloed is geweest.
Ik ben moeder, partner, dochter, zus, verpleegkundige, coach, begeleider, werknemer, eigenaar. Ik ben bevlogen, eerlijk, empathisch, sensitief, integer en doortastend.
Een verbinder, bruggenbouwer, een zielprikker.

De onderstroom die niemand ziet,
bepaalt de richting op elk gebied.
(Stef Bos)